Ik kwam in een krantenartikel het zinnetje ‘de vergelijking gaat mank’ tegen. Ik wil de betekenis hiervan graag met jullie delen!
Het gaat dan om de uitdrukking ‘mank gaan’. Dit betekent in de context van bovengenoemde zin dat de vergelijking ‘niet opgaat, je kunt hetgeen waarover iets gaat niet met iets anders vergelijken, iets klopt niet’.
Mank is een bijvoeglijk naamwoord.
Een voorbeeld is: het bewijs gaat mank. Dit betekent dat het bewijs niet klopt, niet juist is.
Mank heeft nog andere betekenissen. Je kunt bijvoorbeeld mank lopen. Dan is één been langer dan het andere been. Dan kun je dus niet goed lopen en dan loop je met een scheef lichaam. We noemen mank lopen, ook wel hinken. Synoniemen van mank lopen zijn: gebrekkig lopen, verminkt lopen of kreupel lopen. Een ander voorbeeld is: ‘de organisatie van de skeelertraining gaat mank aan onvoldoende vrijwilligers’. Hier betekent ‘mank gaan aan’ dat er een probleem is.
Synoniemen van het bijvoeglijk naamwoord mank zijn: kreupel, invalide, gehandicapt, gebrekkig, lam.
Het zelfstandig naamwoord is: de mankheid. Het hele werkwoord is manken. Manken betekent hinken.
Welke voorbeeldzinnen zijn er te vinden met mank:
- Hij doet alsof hij mank is en hij loopt daarom met een stok.
- Zal het merendeel van de uitkomsten van dit onderzoek mank gaan door gebrek aan bewijs?
- De vergelijking gaat hier helemaal mank.
Er zijn nog een aantal spreekwoorden met mank:
- Aan het zelfde euvel mank gaan. Dit betekent dat je dezelfde fouten als iemand anders maakt.
- Het is al krank en mank. Die fiets is al krank en mank. Dit betekent dat er niets van deugt, er is iets kapot aan de fiets, de fiets mankeert iets.
In het Engels komt dit bijvoeglijk naamwoord ook voor. De vertaling van het woord mank is: crippled, lame. De vertaling van het werkwoord manken is: walk with a limp, have a limp, hobble, limp.
Ook in het Duits komt dit bijvoeglijk naamwoord voor. De vertaling in het Duits is lahm. De vertaling van het werkwoord manken is: hinken, humpeln, lahmen.